Probleemstelling: inefficiënte aanpak van claims
De COVID-19-maatregelen hebben voor de bouwondernemingen een bijzondere impact gehad op de werven. Op basis van de regelgeving overheidsopdrachten heeft de aannemer in geval van onvoorzienbare omstandigheden wel een recht op vergoeding voor de gevolgen van die omstandigheden. Hij moet dan een claim indienen. In de praktijk betekent dat een individuele beoordeling en afhandeling van elke claim van elke onderneming voor elke opdracht en dat voor heel wat ingediende claims.
Oplossing: algemene regeling
Begin juli 2020 werd een wetsvoorstel ingediend om een algemene regeling te treffen die, gelet op de wereldwijde COVID-19-pandemie, de lasten tussen partijen redelijk dient te verdelen. Sinds het indienen van het wetsvoorstel, nu bijna 1 jaar geleden, kijken zowel aanbestedende overheden als ondernemingen dan ook uit naar het resultaat van dit initiatief.
Waarom is een algemene regeling zo van belang?
- Creëren van een win-win-situatie voor opdrachtnemers én aanbestedende overheden (federaal, regionaal en lokaal): tijdig ingediende claims op een eenvoudige en efficiënte wijze afhandelen heeft een grote meerwaarde.
- Het rechtszeker karakter van een wet: de vergoeding op basis van een wet die voorziet in een evenwichtig en realistisch forfait behandelt elke onderneming op gelijke voet en respecteert de basisbeginselen. Reeds afgesloten akkoorden blijven geldig bestaan.
- Het aanbieden van een uniforme regeling die van toepassing is voor het hele land: elke aanbestedende overheid krijgt hetzelfde instrument ter beschikking om de ingediende claims af te sluiten.
- Het indijken van risico’s mocht er geen wet komen: lange discussies tussen partijen, de verstoring van de continuïteit van de opdracht, de betaling van intresten of procedurekosten,...
Wat voorziet het wetsvoorstel?
Een vergoeding via forfait, tenzij de aannemer de reële kosten wil bewijzen. Die vergoeding via forfait, waarin het wetsvoorstel in principe zal voorzien, geldt indien de aannemer de feiten en omstandigheden heeft gemeld binnen de 30 dagen nadat ze zich hebben voorgedaan, evenals de impact van die feiten en omstandigheden op het verloop en de kostprijs van de opdracht.
Zolang het wetsvoorstel er niet is, moeten de formaliteiten van de overheidsopdrachtenreglementering worden nageleefd. Voor werven waarvan de voorlopige oplevering nadert of onlangs werd toegekend, dient een becijferd schadeverzoek te worden ingediend op basis van de werkelijk te bewijzen kosten. Concreet: de aannemer moet zijn claim indienen binnen de 90 dagen na betekening van het PV van voorlopige oplevering.
Toch nog regeling mogelijk op basis van werkelijk geleden schade
Ongeacht het feit of het wetsvoorstel wordt aangenomen of niet, kan de aannemer nog steeds met de aanbestedende overheid een regeling treffen op basis van de werkelijk door hem geleden schade. Enerzijds moet de aannemer de feiten en bondige impact melden én anderzijds moet er voldaan zijn aan de vereiste drempels betreffende het nadeel van art. 38/9 van het KB van 14 januari 2013. Een dergelijke regeling zal door het wetsvoorstel niet in vraag worden gesteld.
Maar het zou dus veel makkelijker kunnen via een algemene regeling die de lasten tussen de verschillende partijen redelijk dient te verdelen. Concreet: via een evenwichtige en realistische vergoeding voor de aannemers. Een oplossing via wet voor de afhandeling van de ingediende claims is in het belang van de aanbestedende overheid én de opdrachtnemers en mag echt niet meer op zich laten wachten. Het betekent minder rompslomp voor aannemer en overheid.